Goede Vrijdag

Het dode lichaam aan het kruis – Goede Vrijdag: Johannes 19:30-33

De evangelist Johannes neemt ons met name in Johannes 17, 18 en 19 mee in de zware lijdensweg van Christus. Hij ondergaat deze weg en dan klinkt het (vers 30) vanaf het kruis: ‘tetelestai’ (het is volbracht). Jezus heeft het doorstaan: het doel van Zijn leven op aarde is behaald. Maar dan gaat het verder: een beschrijving van wat er met Zijn dode lichaam gebeurt. Waarom doet Johannes dat?

HIJ (=Het)

In vers 31-34 lezen we dat de joden in verband met de komende grote sabbat aan Pilatus vragen of de dood versneld mag worden door het breken van de benen en het weghalen van de lichamen. Een gehangene aan het kruis was een vloek voor hen en zij willen niet hun sabbat verontreinigen en zeker niet deze bijzondere sabbat waarop zij ‘pesach’ gaan vieren. Om hun eisen in te willigen en de dood te bespoedigen worden de benen van de gekruisigden verbrijzeld met een hamer. Opvallend vind ik het dat zij dit eerst bij de andere twee gekruisigden doen voordat ze bij Jezus komen terwijl Jezus in het midden hangt. Willen ze Hem zelfs nu tarten door als laatste naar Hem toe te gaan? In ieder geval zal het niemand ontgaan zijn dat HIJ een bijzondere gekruisigde is. De soldaten breken wel de benen van de andere gekruisigden, maar niet van Jezus omdat Hij al gestorven is. Wel wordt Zijn zij doorstoken met een speer waarop er bloed en water uitkomt.

(Hij =) HET

Johannes kijkt toe en ziet wat er met het Lichaam van zijn geliefde meester gebeurt. Op dat moment, of mogelijk later als hij het gebeuren overdenkt herinnert hij zich eerdere Schriftwoorden:

36  (…) Geen been van Hem zal verbroken worden.

We gaan terug in de geschiedenis (Exodus 12): het volk Israël is onder zware omstandigheden in Egypte. Het lentefeest wordt bijna gevierd; de eerste oogst waarop geen been van het lam gebroken mag worden. Dit lam was namelijk bestemd tot een nieuw leven (de vruchtbaarheid van de kudde).

God sluit aan bij deze gebruiken en stelt het ‘pascha’ in. Voordat de bevrijding aanbreekt moet er een volkomen lammetje op de 14e dag van de maand Nisan worden geslacht. Het bloed van het dier wordt aan de deurposten gestreken en het lam moet als één geheel gebraden worden (waarschijnlijk aan een spit).  Zijn botten mogen niet gebroken worden en er moet in één huis van gegeten worden. Niets mag er overblijven of gedeeld worden; het overschot moet de volgende morgen worden verbrand.

Die nacht gaat de verderfengel langs de deuren en doodt de eerstgeborenen van hen die geen bloed aan de deurpost hebben. Het volk Israël wordt niet getroffen vanwege het slachtoffer wat al gevallen/gebracht is (Pasach is ‘voorbij gaan’: passeren). Deze gebeurtenis is het begin van de bevrijding uit Egypte. Gaandeweg in de geschiedenis kijkt het volk uit naar een totale bevrijding door een gezalfde/messias.

Terug naar Johannes: hij ziet dat van het dode Lichaam van Jezus de benen niet gebroken worden. Mogelijk herinnert hij zich ook de woorden van zijn naamgenoot De Doper:  ‘Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt.’ (Johannes 1:29). In ieder geval weet hij het: Jezus is Het Paaslam! Eerdere woorden van bevrijding, heelheid en verzoening zijn in vervulling gegaan: ‘Hij is HET’ naar wie wij uitkijken en die wij verwachten.

ECHT (Waar)

De heelheid van Zijn beenderen is niet het enige waardoor wij net als Johannes mogen beseffen dat Zijn volmaakte Lichaam het Paaslam is. Hij ging ook ECHT dood: we horen dat in Zijn laatste woord aan het kruis. We zien het ook gebeuren als de soldaat zijn speer in Zijn zij steekt: er komt bloed en water uit. Dit wijst op een fysieke hartbreuk en is het bewijs van Zijn lichamelijke dood.

Daarnaast moet ook hier Johannes denken aan eerdere Schriftwoorden:

37 (…) Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken hebben. Hij verwijst hierbij naar de woorden van de profeet Zacharia (12:10). De profeet wijst op een komende rouw, maar tegelijk een vooruitzicht op inkeer. De gebeurtenissen aan het kruis zorgen ervoor dat de ogen van Johannes open gaan en hij het ziet: Jezus is ECHT de Messias waarin op aandringen van de Joden gestoken is.

(Echt) WAAR

Het dode lichaam van Jezus aan het kruis. Blijkbaar belangrijk genoeg voor Johannes om over te schrijven. Hij heeft daar een duidelijk doel bij: hij wil getuigen dat het echt WAAR is. Hij heeft het zelf gezien en komt tot de ontdekking dat profetieën in vervulling gaan. Johannes schrijft erover met als doel dat u gelooft (vers 35): man, vrouw, kind, oudere; u, jij en ik. Ook wij mogen deel uitmaken van dit Lichaam. Het Paaslam is ook voor ons geslacht. Hij is het die wij nodig hebben en die wij mogen verwachten.

HIJ=HET: ECHT WAAR!

De taak van Jezus zit erop; ‘tetelestai’ (het is volbracht). Ons werk kan beginnen: verkondig en getuig ervan net als Johannes. Wat betekent Zijn dood en het gestorven Lichaam voor u? En wat voor uw man, vrouw, vriend, vriendin, (klein)zoon, (klein)dochter, (groot)vader, (groot)moeder, buur of collega? Ga er de eens met elkaar over in gesprek.

(Eerder opgenomen in het Huizer Kerkblad, 84e jaargang, 18 maart 2016, No 11)